Contactgegevens: Gammel 33 – 2310 Rijkevorsel – info@wdbm.be
Belfius BE41 0970 0163 0610 (watergeschotten) of BE79 0910 0161 0633
Vragen/inlichtingen: Administratie = +32 (0)3/314 15 35 tussen 18:30 – 21:30 (Ontvanger-griffier – Stef Vermeiren)
Veldwerk = +32 (0)3/292 53 65 (Sluiswachter – Dennis Donckers)
Openbaar bestuur
A) Bevaarbare waterlopen
B) Onbevaarbare waterlopen
VOORWAARDEN OMGEVINGSVERGUNNINGEN
1. Bouwafstanden – erfdienstbaarheden: 5-meterzone
Voor de noodzakelijke onderhouds- en ruimingwerken en voor het spreiden van de ruimingproducten dient langs beide kanten van de waterloop een zone met een breedte van 5 meter landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop vrij te worden gehouden van voorwerpen, constructies, aanplantingen (houtkanten, struiken,…) en gebouwen die de doorgang zouden belemmeren van de machines die bij de werken worden gebruikt. Bij een ingebuisde waterloop wordt de erfdienstbaarheidzone gemeten vanaf het midden van de buis of koker, waarbij men de 5-meterzone vermeerdert met een halve kruinbreedte.
Afsluitingen/hagen langs de waterloop moeten op een afstand van 0,75 meter tot 1,00 meter vanaf de kruin van de waterloop geplaatst worden. Ze mogen niet hoger zijn dan 1,50 meter boven de begane grond (hagen dienen terug gesnoeid te worden). Afsluitingen hoger dan 1,50 meter moeten op minstens 5 meter van de kruin van de waterloop geplaatst worden. Afsluitingen haaks op de waterloop moeten binnen de 5-meterzone eenvoudig verwijderbaar zijn of voorzien zijn van een poort van minimaal 5 meter breed.
Opgaande bomen dienen geplant te worden tussen 0,50 meter en 0,75 meter vanaf de kruin van de waterloop met een tussenafstand van minimum 12 meter, ofwel buiten de 5-meterzone. Naaldbomen zijn verboden op minder dan 6,00 meter van de waterloop. Wanneer bomen geplant worden op 0,50 meter à 0,75 meter van de kruin van de waterloop dan is het aan te bevelen enkel bomen te planten op de zuid- , zuidoost- en zuidwestkant van de waterloop.
Verhardingen(opritten, terrassen, …), leidingen en ondergrondse constructies voorzien tot op een afstand van minder dan 5 meter vanaf de kruin van de waterloop moeten bestand zijn tegen het overrijden van machines tot 40 ton. Verhardingen zijn niet toegestaan binnen de 1 meter landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop.
Reliëfwijzigingen zijn verboden binnen de 5-meterzone
2. Afstanden – waterkwaliteit/waterkwantiteit: 1-meter/5-meterzone
Binnen een afstand van minimaal 1,00 meter vanaf de kruin van de waterloop mag de oever niet bewerkt worden, noch besproeid met pesticiden. Voor sommige pesticiden/actoren gelden strengere afstandsregels.
Het Mestdecreet verbiedt bovendien elke bemesting binnen een strook van 5 meter gemeten vanaf de kruin van alle waterlopen en oppervlaktewaterlichamen (10 meter voor VEN-gebieden of aan een helling gelegen). Bij opslag van meststoffen op landbouwgrond dient men een afstand van 10 meter van de waterloop te respecteren.
3. Eigendom
De bedding van een onbevaarbare geklasseerde waterloop van 2° of 3° categorie binnen het ambtsgebied van de Watering behoort toe aan de Watering. De Watering De Beneden Mark voert het beheer uit van deze waterlopen, samen met de publieke grachten.
Bij waterlopen van 1° categorie is de bedding eigendom van het Vlaams Gewest. Zij voert ook het beheer uit aan deze waterlopen
4. Werken aan waterlopen
Het is verboden werken uit te voeren binnen de bedding van de onbevaarbare waterloop zonder machtiging van de Watering of zonder omgevingsvergunning waarvoor een gunstig advies van de Watering is gegeven. Onder werken aan een waterloop kan onder meer verstaan worden het optrekken of plaatsen van een constructie (overwelving, kruising, aansluiting, oeverversteviging, elke vaste constructie in de waterloop) en reliëfwijzigingen (verleggen, dempen of herprofileren van een waterloop).
5. Waterkwantiteit: afstroom vermijden > (her)gebruik > infiltratie > bufferen > afvoeren (ladder van Lansink)
Er moet minstens voldaan worden aan de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater (besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023).
Stap 1 - Afstroom vermijden: zoveel mogelijk ontharden en verharde oppervlakten vermijden of beperken. Eventuele verharding is bij voorkeur waterdoorlatend. Fijnmazig grachtenstelsel herstellen (terug in open profiel brengen)
Stap 2 – Hergebruik: Het regenwater moet zoveel mogelijk hergebruikt worden (toilet, waswater, reinigingswater, drinkwater vee, beregening van gewassen/groenzones, … ).
Stap 3 – Infiltratie: Het afstromende hemelwater (niet doorlaatbare verharde oppervlakten, overloop regenwaterput, …) moet worden geïnfiltreerd. Enkel de infiltratieoppervlakte en buffervolume boven de gemiddelde grondwaterstand kan in rekening gebracht worden. De aanleg van de infiltratievoorziening dient bij voorkeur te gebeuren in een open profiel. De noodoverlaat dienst steeds boven de hoogste grondwaterstand gelegd te worden.
Stap 4 – Bufferen en vertraagd afvoeren : Wanneer de bodem geen of slechts beperkte infiltratie toelaat dient een buffervoorziening aangelegd te worden. Slechts een zeer beperkte hoeveelheid mag vertraagd afgevoerd worden. Bij voorkeur een gecombineerde infiltratie-/buffervoorziening aanleggen.
6. Riolering: voorkomen > scheiden > zuiveren
Er dient rekening gehouden met de voorschriften die geformuleerd staan in de Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen (VMM) (Code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen, individuele voorbehandelinginstallaties en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties, aanvullingen met betrekking tot de herwaardering van grachtenstelsels, hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen en andere aanvullingen en updates).
Het is verboden afvalwater te lozen in de RegenWaterAfvoerleiding (RWA) en regenwater in de DroogWeerAfvoerleiding (DWA). Het is uiteraard verboden afvalwater te lozen in een oppervlaktewater als er kan aangesloten worden op een DWA-leiding.
De lozing van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater moet voldoen aan de voorwaarden opgenomen in deel 4 van Vlarem II (plaatsen van een IBA of kleinschalige waterzuivering) ofwel voldoen aan de bepalingen van de zoneringsplannen van de gemeente Hoogstraten.
7. buffer-/infiltratievoorziening
Het volume van een infiltratievoorziening dient minimaal 330 m3 (400 m3 bij grote verharde oppervlakten) per hectare verharde oppervlakte groot te zijn of verhoudingsgewijs.
Het volume van een bufferbekken dient minimaal 430 m3 per hectare verharde oppervlakte groot te zijn of verhoudingsgewijs. Het bufferbekken moet voorzien zijn van een afvoerbegrenzer met constant debiet, zodat maximaal 5 liter/seconde/hectare kan afgevoerd worden. De bekkens mogen ook voorzien worden van een veiligheidsoverloop.
Indien het hemelwater niet voldoende geïnfiltreerd kan worden omwille van hoge grondwaterstanden, een te klein doorlatendheidsfactor van de bodem of omwille van geldende regelgeving, mag het vertraagd worden afgevoerd via eenzelfde buffervolume, veiligheidsoverloop en een afvoerbegrenzer met het zelfde maximale debiet als hierboven vermeld.
Vóór de infiltratie- en/of buffervoorziening en de lozing dient het hemelwater voorgezuiverd. Dit kan onder de vorm van bv. een smart-drain, een slibvang met olieafscheider en/of coalescentiefilter (hoge debieten mogen via een bypass rechtstreeks naar de infiltratie- en/of buffervoorziening), e.a.
Indien tevens effluentwater wordt aangesloten op de waterloop mag het totale debiet (hemelwater + effluentwater) bovengenoemd maximaal toegelaten lozingsdebiet niet overschrijden. De nodige bijkomende buffering dient hiertoe aangelegd;